e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastinaak bitterpeen: bitterpeëen (Lummen), bitterpeël (Lummen) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pastu.ər (Lummen) pastoor [RND] III-3-3
pastoorsstuk eerste brokjes: istǝ brøkskǝs (Lummen) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
pater pater (lat.): poͅ.tər (Lummen) pater [RND] III-3-3
peen, wortel poten: poete (Lummen) I-7
peer, soorten peer: piər (Lummen), pīər (Lummen) [ZND 31 (1939)] [ZND m] I-7
peetoom peter: pī.tər (Lummen), i-achtig  pēͅtər (Lummen) peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante peet: pī.jət (Lummen) meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peilmerk pegel: pēgǝl (Lummen) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pekel pekel: pīkǝl (Lummen) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1