e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
viooltje fletje: flettekes (Lummen), violetje: violettekes (Lummen) I-7
visaas made: mājə (Lummen), spekworm: spekwörm (Lummen) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel angelgarde: an`lg`ä:r (Lummen) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vitsen vitsen: vetsǝ (Lummen) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaams vlaams: vlams (Lummen) vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlaamse gaai roeter: router (Lummen) vlaamse gaai III-4-1
vlag drapeau (fr.): drapo (Lummen), drapøw (Lummen), vaan: vaan (Lummen), voən (Lummen) vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1
vlaggen vlaken: vlǫkǝ (Lummen) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlechtlatten vitslatten: vetslatǝ (Lummen) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechttwijgen vitsen: vetsǝ (Lummen) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9