e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
forsgebouwde koe zware koe: zwuǝr kōi̯ (Lummen) [N 3A, 141a] I-11
franje fronjel: fraønəls (Lummen) bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] III-1-3
frees frees/fraise (fr.): frēs (Lummen) Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.] I-2
fruitworm appelmade: apəlmāj (Lummen), made: maoj (Lummen) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
funderingssleuven uitsteken fondamenten maken: fǫnǝmɛntǝ mākǝ (Lummen) Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.] II-9
gaan gaan: guən (Lummen) gaan [ZND m] III-1-2
gaatje voor de schoenveter kotje: köttekes (Lummen) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gaffel gaffel: de gaffel (Lummen) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
gaffelreep binnenkoord: binnenkoord (Lummen), handkoord: hantkōr (Lummen) Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46] II-3
gaffels gaffels: gafǝls (Lummen) De ijzeren of houten haken op het gaffelwiel waartussen de gaffelreep loopt. [N O, 25o] II-3