e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreukelen fommelen: foemele (Lutterade) zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)] III-1-3
kreunen jammeren: jieemere (Lutterade), kermen: kerme (Lutterade) een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] || kreunen [SGV (1914)] III-1-4
kreunen van de pijn kreunen: kreane (Lutterade) Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)] III-1-2
kreupelhout slaghout: WBD/WLD  sjlaaghout (Lutterade) Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)] III-4-3
krib in de rivier dijkje: diekske (Lutterade) krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)] III-4-4
krijgen krijgen: kriege (Lutterade) krijgen [SGV (1914)] III-3-1
krijgertje spelen nalopertje spelen: naoluiperke (Lutterade), tikkertje spelen: tikkerke (Lutterade) Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] III-3-2
krijsen keken: kèke (Lutterade), kweken: kwaike (Lutterade) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krimpen krimpen: krø̄mpǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Julia]) Gezegd van het dak, wanneer het afbrokkelt. [N 95, 490] II-5
krioelen wemelen: weemele (Lutterade) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] III-1-2