e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke duif doffer: doffer (Lutterade), hoorn: ooͅre (Lutterade) Hoe heet de mannelijke duif? [N 93 (1983)] || Mannetjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
mannelijke eend wenderik: wēndǝrek (Lutterade) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke gans wenderik: wē̜ndǝrek (Lutterade) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke haas remmel: remmel (Lutterade) Haas, mannetjeshaas [N 94 (1983)] III-4-2
mannelijke hond, reu mannetje: WBD/WLD  mènke (Lutterade), rekel: raikel (Lutterade) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] III-2-1
mannelijke merel meldermannetje: mealdermenke (Lutterade), meldersman: mealdersman (Lutterade) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1
mannenkant mansluikant: de mansluujkantj (Lutterade), mansluukanjt (Lutterade) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mantelpak mantelpakje: mantjelpèkske (Lutterade) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
manziek heet: heit (Lutterade), hitsig: hitsig (Lutterade), loops: luipsch (Lutterade) manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2
maretak mistel: mistəls (Lutterade), mistletoe: (vaak verbasterd tot mispeletoe).  misteltoe (Lutterade) maretak [DC 46 (1971)] || maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3