e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoenveter rijgstaartel: riesjtartel (Lutterade), schoensriem: sjoonsreeme (Lutterade) schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3
schoepen stropen: sjtruipe (Lutterade) Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schokschouderen schikschouderen: schischouwere (Lutterade) schokschouderen [SGV (1914)] III-1-2
schol schol: WBD/WLD  sjol (Lutterade) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] III-2-3
schommel schokkel: schokkel (Lutterade), sjokkel (Lutterade) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)] III-3-2
schommelen schokkelen: sjokkele (Lutterade) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schoolhoofd bovenmeester: boavemeister (Lutterade) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
schoolopziener schoolopziender: schooalopzeender (Lutterade) schoolopziener [SGV (1914)] III-3-1
schoon, rein proper: praoper (Lutterade), zuiver: zuuver (Lutterade) Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)] III-2-1
schoonzuster zwegerse: zwieegesche (Lutterade) schoonzuster [SGV (1914)] III-2-2