e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trede trap: trap (Lutterade), trede: treej (Lutterade), trēj (Lutterade) Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] II-9, III-2-1
treeft treeftje: trēfkǝ (Lutterade) Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22] II-7
trein trein: trein (Lutterade, ... ) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1
treiteren kissen: kis sche (Lutterade), kwellen: kwèlle (Lutterade), tempteren: tempteere (Lutterade) kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || sarren [SGV (1914)] III-1-4
treiterkop judas: (joedas).  ene judas (Lutterade) iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)] III-1-4
trek, eetlust appetijt: appetie(j)t (Lutterade), honger: hönger (Lutterade) trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3
trekharmonica monica: moneka (Lutterade) harmonica [SGV (1914)] III-3-2
trekken trekken: trèkke (Lutterade) trekken [SGV (1914)] III-1-2
trekkers riempjes: rēmpkǝs (Lutterade) Middel om een broek of een vest te kunnen insnoeren. De riempjes achter het vest. [N 59, 143b] II-7
treuren kwellen: kwelen (Lutterade) verdrietig zijn [pratten, kwelen, wringen, treuren] [N 85 (1981)] III-1-4