e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
valgordijn, rolgordijn valgordijn: valgerdien (Lutterade) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: valle (Lutterade) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: valsch (Lutterade) valsch [SGV (1914)] III-1-4
vals spel foetelarij: foetelerie (Lutterade) Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen foetelen: foetele (Lutterade) Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals splitje vals splikje: valš šplekskǝ (Lutterade) Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b] II-7
valse glans blink: bleŋk (Lutterade) Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b] II-7
valse plooi rimpel: rømpǝl (Lutterade), valse plooi: valšǝ ploǝ (Lutterade) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
valsspeler foetelaar: foetelaer (Lutterade) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
van de duivel bezeten van de duivel bezeten: van den duuvel bezeate (Lutterade) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3