e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dal, vallei dal: dil (Lutterade), ⁄n daal (Lutterade, ... ), diepte: deepde (Lutterade), laagte: lieegte (Lutterade), ⁄n leagte (Lutterade) dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte [SGV (1914)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)] III-4-4
dam dam: dam (Lutterade) de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)] III-3-1
damesblouse bloes: bloes (Lutterade) damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
damesfiets vrouwluifiets: vrouwluufits (Lutterade) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
damesmantel mantel: manjtel (Lutterade), mänjtels (Lutterade) mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
damp, stoom damp: damp (Lutterade), rook: rouk (Lutterade), stoom: schtaum (Lutterade) damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)] III-4-4
dampen paven: paave (Lutterade) paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] III-2-3
das, sjaal plag: plak (Lutterade), sjaal: sjaal (Lutterade) das (doek) [SGV (1914)] || das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dasspeld kravattenspang (<fr.): kervattesjpang (Lutterade) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3
dauw damp: damp (Lutterade) dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)] III-4-4