17689 |
huig |
huig:
huug (Q016p Lutterade)
|
huig [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18876 |
huilen |
beuken:
beuke (Q016p Lutterade),
huilen:
huule (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade),
WBD/WLD
huule (Q016p Lutterade)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
19068 |
huilen, schreien |
beuken:
ps. omgespeld volgens Frings.
bø͂ͅke (Q016p Lutterade),
grijnen:
grīēne (Q016p Lutterade)
|
schreien [SGV (1914)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
oes (Q016p Lutterade)
|
huis [SGV (1914)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
oesaauwe (Q016p Lutterade)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
slak:
sjlèk (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mösch (Q016p Lutterade)
|
musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleeg (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)]
III-4-2
|
33609 |
huisweide |
bleek:
(indien er wasgoed werd gebleekt)
bleik (Q016p Lutterade),
groes:
grōōs (Q016p Lutterade)
|
Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)]
I-7
|
23732 |
huiszegen |
huiszegen:
den hoeszeage (Q016p Lutterade)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|