21296 |
balans |
waag:
woag (Q016p Lutterade)
|
balans [SGV (1914)]
III-3-1
|
23866 |
baldakijn |
hemel:
den hemel (Q016p Lutterade)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19351 |
balorig |
kops:
köpsch (Q016p Lutterade)
|
baloorig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17716 |
balzak |
zak:
zak (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade),
zakje:
zèkske (Q016p Lutterade)
|
balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
23592 |
bandelier van de suisse |
bandelier:
banjeleer (Q016p Lutterade)
|
De bandelier van de suisse waarop de woorden: Eerbied in Gods huis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28236 |
bandgalerij |
bandgalerij:
banjtjgalǝri (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Galerij waarin het transport met behulp van een transportband plaatsvindt. Een bandgalerij kan zowel een aanvoer- als een afvoergalerij zijn (Lochtman pag. 58). [N 95, 376; monogr.]
II-5
|
21297 |
bandiet |
schobbejak:
sjobbejak (Q016p Lutterade)
|
een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18563 |
bandje over de mouw aan de onderkant |
pat (<fr.):
cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
pat (Q016p Lutterade)
|
een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18322 |
bandschort met borststuk |
scholk:
sjolk (Q016p Lutterade)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18848 |
bangerik |
bangeschijterd:
bange schietert (Q016p Lutterade)
|
iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|