e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opgezette zak opgestikte tas: ein opgesjtigkde tesj (Lutterade) een opgezette zak (opgezette zak of tes, stölpzak) [N 59 (1973)] III-1-3
opgooien (tossen) opgooien: opgoaje (Lutterade) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
ophaalmachinist ophaalmachinist: ophoalmašǝnes (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.] II-5
ophanger lus: lus (Lutterade), løs (Lutterade) het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] II-7, III-1-3
ophouden met het werk ophouden: op?aauwe (Lutterade) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opklaren klaar optrekken: klaor optrékken (Lutterade) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opnaaisel zoom: zǫwm (Lutterade) Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20] II-7
oppoffen oppoffen: oppofǝ (Lutterade) Tot een pof opnemen. [N 62, 29] II-7
opproppen afslieten: āfšlētǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Een met springstof gevuld gat door middel van een waterpatroon of een van steenstof of leem gemaakte prop afsluiten. [N 95, 404; monogr.; Vwo 15; Vwo 48; Vwo 126; Vwo 177; Vwo 569; Vwo 571] II-5
oprispen rupsen: röpsche (Lutterade) oprispen [SGV (1914)] III-1-2