18185 |
schoenveter |
rijgstaartel:
riesjtartel (Q016p Lutterade),
schoensriem:
sjoonsreeme (Q016p Lutterade)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22501 |
schoepen |
stropen:
sjtruipe (Q016p Lutterade)
|
Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17964 |
schokschouderen |
schikschouderen:
schischouwere (Q016p Lutterade)
|
schokschouderen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
WBD/WLD
sjol (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schokkel:
schokkel (Q016p Lutterade),
sjokkel (Q016p Lutterade)
|
Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokkelen:
sjokkele (Q016p Lutterade)
|
Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21427 |
schoolhoofd |
bovenmeester:
boavemeister (Q016p Lutterade)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21366 |
schoolopziener |
schoolopziender:
schooalopzeender (Q016p Lutterade)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
19424 |
schoon, rein |
proper:
praoper (Q016p Lutterade),
zuiver:
zuuver (Q016p Lutterade)
|
Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20263 |
schoonzuster |
zwegerse:
zwieegesche (Q016p Lutterade)
|
schoonzuster [SGV (1914)]
III-2-2
|