e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schortenbont cotonnade: katǝnāt (Lutterade), scholkenstof: šolkǝštof (Lutterade) Bonte stof voor schorten, meestal van katoenen stof. [N 62, 86; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
schortvol slip: sjlup (Lutterade) de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)] III-4-4
schot schot: schēūt (Lutterade) schot [SGV (1914)] III-3-1
schouder schouder: schouwer (Lutterade) schouder [SGV (1914)] III-1-1
schouderblad schouderblad: sjouerblaad (Lutterade) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)] III-1-1
schouderkussen schouderkussen: šǫwǝrkøsǝ (Lutterade) Klein glanskussen waarmee men de schouders kan persen. [N 59, 26b; N 59, 19b; N 59, 19e] II-7
schoudermantel met capuchon pelerine (<fr.): pellerien (Lutterade) schoudermantel met capuchon [N 59 (1973)] III-1-3
schoudernaad schoudernaad: šǫwǝrnǭt (Lutterade) Naad van een kledingstuk die op de schouder valt, van de kraag tot de mouw van een jas, een japon enz. [N 59, 98] II-7
schoudervulling schoudervulling: šǫwǝrvyleŋ (Lutterade), šǫwǝrvøleŋ (Lutterade) Opvulsel op de schouders van een kledingstuk, om de schouderlijn te accentueren en figuurfouten te corrigeren en om een mooie valling van de mouwen te verkrijgen. Ze bestaat veelal uit watjes, 2 of 3 voor een normale schouder tot 4 √† 5 voor een hoge (Papenhuyzen III, pag. 26). [N 59, 99; N 62, 62] II-7
schram krats: krats (Lutterade, ... ), kratse (Lutterade), schram: sjroam (Lutterade), wats: vatsj (Lutterade) schram [SGV (1914)] || Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] || schrammen (mv) [SGV (1914)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2