19463 |
trede |
trap:
trap (Q016p Lutterade),
trede:
treej (Q016p Lutterade),
trēj (Q016p Lutterade)
|
Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.]
II-9, III-2-1
|
28912 |
treeft |
treeftje:
trēfkǝ (Q016p Lutterade)
|
Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22]
II-7
|
21161 |
trein |
trein:
trein (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19292 |
treiteren |
kissen:
kis sche (Q016p Lutterade),
kwellen:
kwèlle (Q016p Lutterade),
tempteren:
tempteere (Q016p Lutterade)
|
kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || sarren [SGV (1914)]
III-1-4
|
19286 |
treiterkop |
judas:
(joedas).
ene judas (Q016p Lutterade)
|
iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
appetie(j)t (Q016p Lutterade),
honger:
hönger (Q016p Lutterade)
|
trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22743 |
trekharmonica |
monica:
moneka (Q016p Lutterade)
|
harmonica [SGV (1914)]
III-3-2
|
17898 |
trekken |
trekken:
trèkke (Q016p Lutterade)
|
trekken [SGV (1914)]
III-1-2
|
29079 |
trekkers |
riempjes:
rēmpkǝs (Q016p Lutterade)
|
Middel om een broek of een vest te kunnen insnoeren. De riempjes achter het vest. [N 59, 143b]
II-7
|
18822 |
treuren |
kwellen:
kwelen (Q016p Lutterade)
|
verdrietig zijn [pratten, kwelen, wringen, treuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|