20372 |
bruidssluier |
sluier:
sjluier (Q016p Lutterade)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelef (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade,
Q016p Lutterade)
|
bruiloft [SGV (1914)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buuj (Q016p Lutterade),
būū (Q016p Lutterade)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
29085 |
buikbroek |
wan:
wan (Q016p Lutterade)
|
Broek voor een gezet figuur. [N 59, 162]
II-7
|
28939 |
buikvoorsprong |
buikbreedte:
būkbręjtǝ (Q016p Lutterade)
|
Maat genomen van de voorpartij van de taillewijdte. De taillewijdte bestaat uit twee ongelijke helften, de achterhelft noemt men de lendenbreedte en de voorpartij de buikvoorsprong (Papenhuyzen II, pag. 11). Zie afb. 28. [N 59, 45b; N 59, 44c]
II-7
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
bastaard:
bastaard (Q016p Lutterade),
voorkind:
veurkindj (Q016p Lutterade)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19367 |
buitenverblijf |
plaats:
plaats (Q016p Lutterade)
|
Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18523 |
buitenzak op een jas |
buitentas:
boetetesj (Q016p Lutterade),
jassentas:
jassetèsj (Q016p Lutterade)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] || de buitenzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
25220 |
bulderen van de storm |
brullen:
brullen (Q016p Lutterade),
bulderen:
buljere (Q016p Lutterade)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|