e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
landstreek streek: in deze streek (Maasbracht) streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lang schortlint snoer: sneur (Maasbracht) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
lange broek lange boks: ein lang boeks (Maasbracht) pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3
lange onderbroek? lange onderboks: lang ongerboeks (Maasbracht) onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
langgerekt hok hoop: hǫu̯p (Maasbracht) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4
langpootmug grote mug: groute mùk (Maasbracht) langpootmug [DC 18 (1950)] III-4-2
langwerpig wittebrood weg: #NAME?  wijk (Maasbracht) Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] III-2-3
langzaam, traag langzaam: langsaam (Maasbracht, ... ) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] III-4-4
lantaarn lucht: lucht (Maasbracht) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap op een schoen huif: huuf (Maasbracht) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3