e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laster laster: laster (Maasbracht) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestig (Maasbracht) lastig [SGV (1914)] III-1-4
laten laten: loate (Maasbracht, ... ) laten [SGV (1914)], [ZND 25 (1937)] III-1-2
lawaai maken laweit maken: laweit make (Maasbracht) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie laweit: laweit (Maasbracht) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
lebmaag lebmaag: lɛb˱māx (Maasbracht) De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d] I-11
lederen pantoffel pantoffel: pantoefels (Maasbracht) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeftijd, ouderdom jaren: geer louptj nog aardig veur eemes van eur  jaore (Maasbracht), leeftijd: geer louptj nog aardig veur eemes van eure  leëftied (Maasbracht), ouder: geer loptj noch flink veur eemes van euren  oajer (Maasbracht) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leegloper leegloper: laig luiper (Maasbracht) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leep, doortrapt leep: laip (Maasbracht) leep [SGV (1914)] III-1-4