id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19661 | schrobben | schrobben: sjroebe (Maasbracht), (met bezem of schrobber). sjroebe (Maasbracht), oe kort, uitgesproken wel sjroeben schroeben (Maasbracht) | Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N 105 (2000)] || schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1 |
19536 | schrobbezem | schrobbezem: schroebbèssem (Maasbracht) | bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1 |
25705 | schroden | doordraaien: dōrdręjǝ (Maasbracht) | Het mout malen waardoor het in de korrel aanwezige extract kan oplossen. De invuller uit L 318 maakt hierbij onderscheid tussen "malen", waarbij hij bedoelt dat het mout grof wordt gemalen, en "pletten" in de betekenis van "mout" fijnbreken". [N 35, 15; monogr.] II-2 |
19411 | schroeien | schrillen: šrølə (Maasbracht) | schroeien [SGV (1914)] III-2-1 |
20489 | schrokken | wolven: wouven (Maasbracht) | schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3 |
18844 | schuchter | bleu: bleu (Maasbracht) | bloode [SGV (1914)] III-1-4 |
19565 | schuier | borstel: bø̄stəl (Maasbracht), bøstəl (Maasbracht), klederborstel: klei-erbeustel (Maasbracht), kleͅi̯ərbøstəl (Maasbracht) | borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)] III-2-1 |
19501 | schuifgrendel | schuif: sjuuf (Maasbracht) | schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1 |
24441 | schuimbeestje | meeldauw: maeldauw (Maasbracht) | stengelschuim: Kent u in uw dialect een woord voor het schuim op plantenstengels, waar een klein groen beestje in zit? Het schuim lijkt op een kloddertje spuug, hetgroene insectje houdt er zich in schuil. [N100 (1997)] III-4-2 |
19555 | schuimspaan | schuimslepel: sjuumslaipel (Maasbracht), schuimspaan: sjuumspaan (Maasbracht) | schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1 |