33479 |
witte aalbes |
witte miemer:
witte miemer* (L377p Maasbracht),
witte miemerten:
mv: -e
witte miemerte* (L377p Maasbracht)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluiterd:
fluitert (L377p Maasbracht),
Gezeefd door een zakje van katoen: fluitert.
fluitert (L377p Maasbracht),
fluitkaas:
fluitkîês (L377p Maasbracht)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Het dikke van geschifte karnemelk (hotsel?) [N 16 (1962)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
kanten muts:
informant: kant=goed waar de geplooide krans van werd gemaakt
kantje möts (L377p Maasbracht)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
stęi̯n[klee] (L377p Maasbracht),
witte klee:
wetǝ [klee] (L377p Maasbracht)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
kappesmoes:
kappesmoos (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
wit moes:
wit moos (L377p Maasbracht)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstert (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht),
kwikstèrt (L377p Maasbracht),
kwikstaartje:
kwikstertje (L377p Maasbracht),
witte kwikstaart:
witte kwikstert (L377p Maasbracht)
|
kwikstaart [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
neepjesmuts:
informant: als 33a, zonder afhangend strookje
neepjesmuts (L377p Maasbracht)
|
neepjesmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34195 |
witte vloed |
witte vloed:
witte vloed (L377p Maasbracht)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|
24574 |
witte waterlelie |
keukenblad:
mv. koukeblajer, kouk = plas.
koukeblaat (L377p Maasbracht)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
gebleekt meel:
gē̜blęjktj mē̜l (L377p Maasbracht)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|