25521 |
de oven reinigen |
schoonmaken:
šōǝnmākǝ (L377p Maasbracht)
|
Het object "oven" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 12c; OB 2, 2c add.; monogr.]
II-1
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opslaan:
opšlǭn (L377p Maasbracht)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
19639 |
de tafel afruimen |
de tafel afdoen:
aafruume is \"verhollandst\".
taofel aafdoon (L377p Maasbracht)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
25640 |
de tweede keer bakken |
drogen:
drø̄gǝ (L377p Maasbracht)
|
Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63]
II-1
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
buikske:
de bolle zijde
buukske (L377p Maasbracht),
kuiltje:
de holle zijde
kuulke (L377p Maasbracht),
staandertje:
voor de twee platte kanten
steunderke (L377p Maasbracht)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)]
III-3-2
|
19640 |
de was blauwen |
blauwselen:
bléjsele (L377p Maasbracht)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleike (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
insprinkele (L377p Maasbracht),
inspriŋkələ (L377p Maasbracht),
sprinkelen:
sprinkele (L377p Maasbracht)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
speule (L377p Maasbracht)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
19643 |
de was stijfselen |
stijven:
(sleeptoon ië).
stiëve (L377p Maasbracht)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|