e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

Gevonden: 3406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
enkel enkel: inkel (Maasbracht), inkəl (Maasbracht) enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
enten enten: intje (Maasbracht), ɛntə (Maasbracht), gruffelen: grøfələ (Maasbracht) [RND 08] [SGV (1914)] I-7
erf binnenplaats: benəplāts (Maasbracht), goed: gōt (Maasbracht), plaats: plāts (Maasbracht), toeplaats: tuplāts (Maasbracht) I-7
erf en omliggende landerijen hof: hǭf (Maasbracht) De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8
erwt, algemeen erwt: ɛrt (Maasbracht) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5
eten (ww.) eten: eate (Maasbracht), ète (Maasbracht), èète (Maasbracht, ... ), éétə (Maasbracht) eten [DC 35 (1963)], [DC 37 (1964)], [RND], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etter netter: netter (Maasbracht) etter [SGV (1914)] III-1-2
fazant fazant: fezant (Maasbracht) fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)] III-4-1
fiets fiets: fiets (Maasbracht) fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] III-3-1
fietser fietser: de twēa fietsers kruusdje zich (Maasbracht) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1