17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
poelekes (L377p Maasbracht),
pollekes (L377p Maasbracht)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (L377p Maasbracht),
klauwen:
klauwe (L377p Maasbracht)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
handjgeld (L377p Maasbracht)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34566 |
handkar |
handkar:
hantjkęr (L377p Maasbracht),
handwagen:
hantjwāgǝ (L377p Maasbracht)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
32831 |
handrol, tuinrol |
handwel:
hantj[wel] (L377p Maasbracht),
welletje:
wɛlkǝ (L377p Maasbracht)
|
Een kleine rol voor gebruik in de tuin of op een klein perceel; deze rol wordt door een persoon voortgetrokken aan een touw dat op twee plaatsen aan het raam bevestigd is, of aan een met het raam verbonden steel met handgreep. Zie de afb. 85 en 86. [JG 1a; N 11A, 186a; A 40, 9f; div.]
I-2
|
25609 |
handschieter |
plaat:
platen (L377p Maasbracht)
|
Dun plankje waarop de kadetjes of andere broodjes, met twintig tegelijk, de oven worden ingeschoven. Woordtypen als "lange schieter" en "grote zwouw" wijzen erop dat hiervoor ook wel de gewone ovenpaal wordt gebruikt. Vgl. dit lemma met dat van ''ovenpaal''. [N 29, 96b]
II-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
hèis (L377p Maasbracht),
hêisch (L377p Maasbracht),
hêise (L377p Maasbracht),
uitspraak eerste e lang
hesse (L377p Maasbracht)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hens (L377p Maasbracht)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
33040 |
handvat van de zicht |
handvat:
hantj˲vat (L377p Maasbracht)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
32872 |
handvatten |
krukken:
krøǝk (L377p Maasbracht)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|