e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afleggen van een dode afleggen: aaflegge (Maasbree), aaflègge (Maasbree) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
afmaken afwerken: āfwęrkǝ (Maasbree) Het afwerken van de schoen; de laatste handelingen voor het uitleesten; het in model brengen en gladmaken van de kanten en de zool; het uitpoetsen, in het zwart zetten, met was inbranden en ophalen van de schoen. [N 60, 131a] II-10
afpassen met de voet, aftreden aftreden: aaftraeje (Maasbree), aaftreije (Maasbree) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afpuimen afpuimen: āfpȳmǝ (Maasbree) Een verflaag afschuren met behulp van een stuk puimsteen. Afpuimen vindt bijna uitsluitend toepassing bij een verflaag op nieuw hout en op een eerste menie-verflaag. Het dient om onzuiverheden in de verflaag, houtvezels etc. te verwijderen. Zie ook het lemma 'Puimsteen'. [N 67, 70c] II-9
afraffelen aframmelen: aaframmele (Maasbree) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3
afrastering van wei gelint: gǝlent (Maasbree) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afrekenen bij het afleveren beuren: bø̄rǝ (Maasbree) Het op de winkel afleveren van het schoenwerk en het in ontvangst nemen van het loon. [N 60, 222a] II-10
afrikaantje stinkertje: -  stinkerke (Maasbree, ... ), eigen spellingsysteem  stinkerkes (Maasbree) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)], [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)] III-2-1
afrit afrit: aafrit (Maasbree) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afschepschop afsteekschup: āfstę̄ksxøp (Maasbree), kromschup: kromsxøp (Maasbree) Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.] I-1