e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hekken hekwerk: hekwerk (Maasbree) Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.] II-3
hekscheien scheien: scheien (Maasbree) De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32] II-3
hel hel: hèl (Maasbree) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helpen bij het biggen werpen baggen grijpen: bagǝ grīǝpǝ (Maasbree), verlossen: vǝrlosǝ (Maasbree) De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40] I-12
hemel hemel: he.məl (Maasbree), hemel (Maasbree, ... ) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)] III-3-3
hemelrijk hemel: hemel (Maasbree) Het hemelrijk. [N 96D (1989)] III-3-3
hemelvaartsdag hemelvaartsdag: hamelvaartsdaag (Maasbree) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens broek: bruk (Maasbree), kloek: kluk (Maasbree) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengel hengel: hingel (Maasbree) hengel [SGV (1914)] III-3-2
hengst hengst: heŋst (Maasbree) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9