21043 |
honing |
honing:
honeŋ (L267p Maasbree)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (L267p Maasbree),
köp (L267p Maasbree)
|
hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
haufaltaor (L267p Maasbree),
houfaltaor (L267p Maasbree)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18187 |
hoofddoek |
neusdoek:
nuizek (L267p Maasbree)
|
hoofddoek [SGV (1914)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
huit-vleis (L267p Maasbree),
preskop:
preskop (L267p Maasbree)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kopkussen:
koͅpkøͅsə (L267p Maasbree)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L267p Maasbree)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
33932 |
hoofdstel |
hoofdsel:
høtsǝl (L267p Maasbree)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
24720 |
hoofdwortel |
pen:
Venlo e.o.
pen (L267p Maasbree)
|
De hoofdwortel van een boom die in het verlengde van de stam ligt en die sterk in de diepte groeit (pen, pin, penwortel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34330 |
hoog varken |
hoge poten:
(zo'n varken heeft) huǝx pȳt (L267p Maasbree)
|
Varken dat op hoge poten loopt. [N 76, 23; monogr.]
I-12
|