21867 |
inzet |
inzet:
inzèt (L267p Maasbree)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zaote (L267p Maasbree),
zoate (L267p Maasbree)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
21915 |
jaarduif |
jaarling:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
jäorling (L267p Maasbree)
|
een jonge duif van één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21851 |
jaarmarkt |
markt:
mert (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18383 |
jachtschoen |
jachtenmolire (<fr.):
jachtemoljaere (L267p Maasbree),
rijgbottine met zijsluiting:
N60,207b: boutine, laars, laofer, mollières.
riëgboutine mèt ziesloëting (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt men in het algemeen een vetleren schoen? [N 60 (1973)] || Hoe noemt u in het algemeen een schoen die op jacht gedragen wordt? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
21181 |
jagen |
jagen:
jage (L267p Maasbree)
|
voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L267p Maasbree)
|
jak [SGV (1914)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
aafgunstig (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
āāfgunstig (L267p Maasbree),
jaloers:
zjeloers (L267p Maasbree)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
gelei (L267p Maasbree),
jam:
sjem (L267p Maasbree)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|