e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kazuifel kazuifel: kazuufel (Maasbree) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel, strot strot: strö:ət (Maasbree), ströt (Maasbree) strot [RND], [SGV (1914)] III-1-1
keelpijn het in de keel hebben: hɛ he.dət inə kɛəl (Maasbree) keelpijn [RND] III-1-2
keerklossen keerklossen: keerklossen (Maasbree) Klampen die op de roeden tegen de askop worden vastgespijkerd om te voorkomen dat de roeden door de asgaten zakken. Volgens een invuller uit l 289 gebeurt dit alleen bij houten roeden. [N O, 3f; A 42A, 78; N O, 3d] II-3
keffen keffen: keffe (Maasbree, ... ) Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)] III-2-1
kegelen kegelen: kegele (Maasbree, ... ) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kegels (mv.) kegels: mɛtə ke.gəls wyrtər net mi.ər gəspölt (Maasbree) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
keizerskroon keizerskroon: -  keizerskroen (Maasbree) keizerskroon [DC 60a (1985)] III-2-1
kelder kelder: keͅldər (Maasbree) kelder [RND] III-2-1
kelk kelk: kelk (Maasbree, ... ), miskelk: meskelk (Maasbree) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3