e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koud aftrekken koud afwerken: kǫǝt āfwęrkǝ (Maasbree) Aanbrengen van de was met behulp van een koud, houten polijstinstrument. [N 60, 134d] II-10
koud, mistig en somber weer donker (weer): donkel wêr (Maasbree), grijs (weer): gríes (Maasbree), kwade moek: ⁄nne kaoje moek (Maasbree), moek: moek (Maasbree), nevelig (weer): nevelig (Maasbree), schuiverig (weer): schuuverig (Maasbree), zuur (weer): zoör (Maasbree), zware moek: ⁄n zoore moek (Maasbree) koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || weer [donker ~] [SGV (1914)] III-4-4
koude drukte maken bohei maken: behei make (Maasbree) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] III-1-4
koude noordenwind, bijs koude wind: ene koaje winkt (Maasbree) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kaodveur (Maasbree), vuur: t veur (Maasbree) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous: algemeen hoos: hoos (Maasbree), kous: koos (Maasbree) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] III-1-3
kousenband kousenbindel: kousebingel (Maasbree) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Maasbree) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte bohei (rh.): behei (Maasbree), behèj (Maasbree, ... ) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4
kozijnanker kozijnanker: [kozijn]aŋkǝr (Maasbree) L-vormig ijzer waarmee een kozijn in de muur wordt vastgezet. Volgens een invuller uit L 289 werden kozijnen vroeger slechts met spijkers vastgezet. Het kozijnanker is een ontwikkeling van latere tijd. Zie voor het woordtype 'dook' (K 318, L 414) ook de toelichting bij het lemma 'Dook'. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(kozijn)-' het lemma 'Kozijn'. [N 32, 11a; N 55, 18a; monogr.] II-9