34419 |
necrobacillosis, rotkreupel |
rotkreupel:
rotkrø̄pǝl (L267p Maasbree),
rotstraal:
rotstrāl (L267p Maasbree)
|
Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.]
I-12
|
20361 |
neef |
neef:
naëf (L267p Maasbree)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (L267p Maasbree)
|
neet [SGV (1914)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoger:
negenuiger (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
negeuiger (L267p Maasbree)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21475 |
neger |
neger:
neger (L267p Maasbree)
|
neger [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neme (L267p Maasbree),
pakken:
pakke (L267p Maasbree)
|
nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)]
III-1-2
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
Venlo e.o.
ner’f (L267p Maasbree),
nerven:
WLD
nerve (L267p Maasbree)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30801 |
nerfkant |
bleek:
blęjk (L267p Maasbree)
|
De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a]
II-10
|
24215 |
nest |
bocht:
bocht (L267p Maasbree),
bucht (L267p Maasbree)
|
nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)]
III-4-1
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
bocht:
bôch (L267p Maasbree),
nest:
WLD
nest (L267p Maasbree),
worp:
WLD
worp (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|