e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontlasting hebben naar het huisje moeten: ich môt nao t huuske (Maasbree), poepen: Nieuw, netter.  poepe (Maasbree), schijten: schiëte (Maasbree) ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)] III-1-1
ontsteking ontsteking: ontstaeking (Maasbree), zweer: zwaer (Maasbree) Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)] III-1-2
ontvangen beuren: beure (Maasbree, ... ) in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)] III-3-1
ontzien ontzien: ontzeen (Maasbree), sparen: spaare (Maasbree) iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] III-1-4
onvruchtbaar vrouwelijk varken kweent: kwent (Maasbree) Door organische afwijkingen onvruchtbaar vrouwelijk varken. [N 76, 10; JG 1c, 2c] I-12
onvruchtbare geit kweent: kwēnt (Maasbree) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare koe guste koe: gø̄stǝ ku (Maasbree) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui hommelschoer: hommelschoor (Maasbree), schoer: schoor (Maasbree) donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] III-4-4
onwel in de lappenmand: in de lappemang (Maasbree), misselijk: misselik (Maasbree), ziek: zeek (Maasbree) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
onwennig (voelen) niet gewend: neet gewend (Maasbree), niet op zijn gemak: neet op zien gemaak zien (Maasbree) nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)] III-1-4