20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
beschummelt (L267p Maasbree),
grijs:
grīēs (L267p Maasbree),
schimmelig:
schummelig (L267p Maasbree)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19285 |
beslissen |
beslissen:
beslisse (L267p Maasbree),
besluiten:
besloete (L267p Maasbree)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30659 |
besnijkwast |
kleinpuntige kwast:
kleinpuntige kwast (L267p Maasbree)
|
Kwast die gebruikt wordt bij het besnijden, het strijken van verf langs de grens van een oppervlak dat niet, of niet met dezelfde verf, bedekt moet worden. In L 265 werden de besnijkwasten gebruikt om sponningen en stopverfkanten te lakken. [N 67, 45a]
II-9
|
21673 |
besteden |
uitgeven:
oetgééve (L267p Maasbree),
verteren:
vertere (L267p Maasbree)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
besteken:
bestaeke (L267p Maasbree),
geven:
gééve (L267p Maasbree),
schenken:
schinke (L267p Maasbree)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)] || kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
23507 |
bestelde mis |
bestelde mis:
bəsteͅldə meͅs (L267p Maasbree)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21861 |
bestellen |
bestellen:
bestèlle (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
bestumme (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25105 |
bestendig weer |
staand weer:
stânde waer (L267p Maasbree),
vaste lucht:
vaste loogt (L267p Maasbree)
|
lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
bes:
Venlo e.o.
bes (L267p Maasbree),
stekbeer:
WLD
stekbéér (L267p Maasbree)
|
Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|