24114 |
sint-vincentiusvereniging |
sint-vincentiusvereniging:
st vincentiusvereiniging (L267p Maasbree)
|
De vereniging voor bezoek van thuiszittende armen en ondersteuning daarvan (St. Vincentius). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinterklaos (L267p Maasbree)
|
6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
25047 |
sissen |
sissen:
sissen (L267p Maasbree)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30753 |
sjabloneren |
sjabloneren:
šablonērǝ (L267p Maasbree)
|
Het werken met uitgesneden modelvormen. [N 67, 87a]
II-9
|
30754 |
sjabloon |
mal:
mal (L267p Maasbree)
|
Stuk bordpapier of dun plaatmateriaal waarin een bepaald figuur of patroon is uitgesneden. Door het uitgesneden gedeelte met verf in te vullen, kan het patroon naar believen worden herhaald. Het spritsmuster (Q 121) werd gebruikt in combinatie met een mondspuit om op wanden een motief aan te brengen. [N 67, 87b; div.]
II-9
|
33587 |
sjalot |
look:
Venlo e.o.
laok (L267p Maasbree),
sjalot:
Venlo e.o.
sjalotte (L267p Maasbree),
sjarlot:
sjalot
scherlot (L267p Maasbree),
WLD
scherlotte (L267p Maasbree)
|
[DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šiǝs (L267p Maasbree),
sjees (<fr.):
sjiës (L267p Maasbree)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13, III-3-1
|
22408 |
sjoelbak |
sjoelbak:
sjoelbak (L267p Maasbree)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
sjoelbakke (L267p Maasbree)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17870 |
slaan |
slaan:
bloŋk ɛn blòu gəslāgə (L267p Maasbree),
sloan (L267p Maasbree)
|
bont en blauw geslagen [RND] || slaan [SGV (1914)]
III-1-2
|