31259 |
speerhaak |
speerhaak:
spērhǭk (L267p Maasbree)
|
Een klein soort aambeeld dat uitloopt in twee puntige uitsteeksels en gebruikt wordt bij het uitsmeden van de banden. Zie ook het lemma ɛspeerhaakɛ in wld II.11, pag. 26.' [N E, 44; monogr.]
II-12
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
en spEl (L267p Maasbree)
|
spel [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
spɛlt (L267p Maasbree)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
steken:
stē̜kǝ (L267p Maasbree)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
30899 |
speldnagel, oppinnagel |
pinnagel:
(mv)
pennę̄gǝl (L267p Maasbree)
|
De spijker waarmee men de bovenzool voor en achter voorlopig vastzet, een oppinspijker. [N 60, 202a; N 60, 202b; N 60, 235; N 60, 101]
II-10
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speuhle (L267p Maasbree),
speule (L267p Maasbree)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
partieke (L267p Maasbree),
potje:
pøͅtjə (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spīēne (L267p Maasbree),
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
spiëne (L267p Maasbree),
verspenen:
verspíëne (L267p Maasbree)
|
Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-2
|
17719 |
sperma |
sperma:
sperma (L267p Maasbree)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (L267p Maasbree)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|