e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
struisgras tuingras: -  tuingraas (Maasbree), winde: eigen spellingsysteem  wing (Maasbree) moerasstruisgras [DC 60a (1985)] || Struisgras (agrostis nebulosa). Een 10 tot 80 cm grote plant. De plant is zodevormig; de bladeren zijn smal en vlak en hebben een kort tongetje; de aartjes bevinden zich in eivormige, na de bloei uitgespreide pluimen, 1-bloemig, meestal violetbruin van kl [N 92 (1982)] III-4-3
struma krop: krop (Maasbree), struma: struma (Maasbree) Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
stucadoor stucadoor: stykadōr (Maasbree) Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.] II-9
stuifsneeuw motsneeuw: (= fijne sneeuw).  môtsnië (Maasbree) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
stuifzand melm: melm (Maasbree), stuifzand: stuufzank (Maasbree) stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)] III-4-4
stuiken kotjepikken: kutje pikke (Maasbree), kuiltjepikken: huulke pikke (Maasbree) Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] III-3-2
stuipen stuipen: stuupe (Maasbree), stūūpe (Maasbree) stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)] III-1-2
stuiven van droog zand of stof stuiven: stuve (Maasbree) stuiven [SGV (1914)] III-4-4
stuiver stuiver: stūver (Maasbree) stuiver [SGV (1914)] III-3-1
stuntelen hampelen: hampele (Maasbree), haspelen: haspele (Maasbree) moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] III-1-4