23932 |
te communie gaan op hoge feestdagen |
pasen houden:
paose haoje (L267p Maasbree)
|
op hoge feestdagen te communie gaan (ter hoogtij(d) gaan). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30078 |
te lood |
te lood:
tǝ lūǝt (L267p Maasbree)
|
Gezegd van een muur of hoek wanneer deze tijdens de controle met het schietlood een loodrechte stand vertoont. [N 31, 10d; monogr.]
II-9
|
29095 |
te wijd |
te wijd:
tǝ wiǝt (L267p Maasbree)
|
Gezegd van een schoen, vooral als deze niet goed aansluit bij de inschot. "Schoenwerk met hakken moet vooral in de richting over den hiel naar de wreef toe goed slot hebben, goed aansluiten, omdat anders de voet, door de hak opgeheven en op een naar voren hellende vlakte gekomen, zeer licht te ver naar voren glijden kan." (Knöfel I, pag. 10). [N 60, 30c; N 60, 30b]
II-10
|
18444 |
te wijd [wld ii.10, p. 58-59] |
te wijd zijn:
te wied (L267p Maasbree)
|
Hoe zegt u: De schoen zal bij de inschot niet goed aansluiten? (de schoen heeft geen goed slot [N 60 (1973)]
III-1-3
|
24385 |
teek |
teek:
teek (L267p Maasbree)
|
teek [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
17715 |
teelballen |
ballen/bollen:
balle (L267p Maasbree),
eieren:
eier (L267p Maasbree),
gekloot:
gekluit (L267p Maasbree),
kloten:
kloëte (L267p Maasbree)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
17680 |
teen |
teen:
tīējen (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
teen [SGV (1914)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
31131 |
teenstuk |
teenstuk:
tiǝnstø̜k (L267p Maasbree)
|
Reparatielapje onder de schoenzool, aan de teen. [N 60, 233d]
II-10
|
18483 |
teenstuk [wld ii.10, p. 60] |
teenstuk:
tiënstökke (L267p Maasbree)
|
Het lapje onder de schoenzool, aan de teen (teenstuk, stootlap, stuitstuk) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30656 |
teerkwast |
bokkepoot:
bǫkǝpuǝt (L267p Maasbree)
|
Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d]
II-9
|