21134 |
voertuig |
wagen:
wage (L267p Maasbree)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17777 |
voet |
voet:
veut (L267p Maasbree),
voot (L267p Maasbree)
|
voet [SGV (1914)] || voeten [SGV (1914)]
III-1-1
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voot (L267p Maasbree)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
vootebenkske (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33732 |
voetgangershek |
haspel:
haspǝl (L267p Maasbree),
poortje:
pørtjǝ (L267p Maasbree),
pø̜rtjǝ (L267p Maasbree)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
vootgebaeje (L267p Maasbree)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
haan:
haan (L267p Maasbree),
vogel:
vogel (L267p Maasbree)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
mus:
[verkortingsboogje boven ö ]
mös (L267p Maasbree),
[verkortingsboogje boven ö]
mösse (L267p Maasbree)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
24590 |
vogelkers |
duivelskrallen:
Venlo e.o.
duuvelskralle (L267p Maasbree)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24755 |
vogelmelk |
kraaielook:
ook: wolfsmelk
krêjelouk (L267p Maasbree),
wolfsmelk:
ook: krêjelouk
wolfsmelk (L267p Maasbree)
|
gewone vogelmelk [DC 60a (1985)]
III-4-3
|