18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L267p Maasbree),
books (L267p Maasbree),
dow lups ok aaltied met aafgezakte books (L267p Maasbree)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
30922 |
broekbies |
hakboks:
hakboks (L267p Maasbree)
|
De achterbies welke naar onderen breed uitloopt en die de onderkant van de hiel, onmiddellijk boven de hak, aan beide zijden bedekt (Liedmeier, pag. 5). [N 60, 19]
II-10
|
18488 |
broekbies [wld ii.10, p. 26] |
hakboks:
hakbôks (L267p Maasbree)
|
Bij sommige bottines liep de achterbies naar onderen breed uit en bedekte a.h.w. de hele hiel. Hoe noemde men deze bies (broek) Zie tek. 206b [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
riem:
reem (L267p Maasbree)
|
Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree)
|
broeder [DC 05 (1937)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
bromme (L267p Maasbree)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
22586 |
bromtol |
bromtol:
broomtol (L267p Maasbree),
huildop:
(h)uuldop (L267p Maasbree),
huuldop (L267p Maasbree),
uuldop (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)] || Tol. || Wurfkreisel.
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree),
sprong:
sprung (L267p Maasbree)
|
bron [SGV (1914)] || bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8, III-4-4
|
20769 |
brood |
brood:
broed (L267p Maasbree),
brôet (L267p Maasbree)
|
brood [DC 39 (1965)], [RND]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
oven:
ōvǝ (L267p Maasbree)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|