e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekookte hersens gekookte hersens: Syst. Frings  gəkuktə hɛrsəs (Maaseik), hersens: heͅrsəns (Maaseik) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekraagde roodstaart gekraagde roodstaart: gəkragdə rūtsteͅrt (Maaseik) gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar gekruld haar: gekrold haor (Maaseik), krulhaar: krolhaor (Maaseik), kroͅl(h)ōͅr (Maaseik), krullen: krollen (Maaseik) gekruld haar [N 10 (1961)] || hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld centen: ps. omgespeld volgens Frings.  sēͅntə (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de @ staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de @ omgespeld.  seͅ^ntə (Maaseik), geld: de moos gelj hubbe om te koene betale (Maaseik), ge moet geldj hebben om te konnen betalen (Maaseik), geldch (Maaseik), geljd (Maaseik, ... ), gēͅlt (Maaseik), geͅlš (Maaseik), hi is vader zenne jas en mooder heur gelch, vader zen kou en vader zennen hoend (Maaseik), hie is vader ziene jas en mooder eur geljd, vader zien koe en zienen hond (Maaseik), hie is vader ziene jas en mooder hair geljd, vader zien koe, en vader zienen hoond (Maaseik), ich bên me gelch kwiet (Maaseik), ich hub mn gelsch verloeren (Maaseik), mooder bie wem mot ig geldch hoele (Maaseik), mooder, bie wai moot ich geljd halen (Maaseik), mooder, bie wènn mot ich geljd hoelen (Maaseik), xɛ.ltṣ (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings.  geͅlš (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de @ staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de @ omgespeld.  geͅ^lš (Maaseik), pingping: ps. omgespeld volgens Frings.  peŋ peŋ (Maaseik), peŋ, peŋ (Maaseik), poen: ps. omgespeld volgens Frings.  pou̯n (Maaseik) geld [RND], [ZND 44 (1946)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
gele kwikstaart gele kwikstaart: gīlə/gēͅlə kwekstart (—steͅrt) (Maaseik), koewachter: kou̯waxtər (Maaseik) kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1
gele lupine filipinen: flø`pine (Maaseik) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele narcis paasbloem: paosbloome (mv.) (Maaseik) narcis III-4-3
gelijken (op) gelijken: gelieken (Maaseik), gelijken (Maaseik), gəlijkə (Maaseik) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: ēͅ ’t zi gəlouf vərlūərə (Maaseik), gelouf (Maaseik, ... ) Geloof. [ZND 01 (1922)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: gelouve (Maaseik, ... ), geluiven (Maaseik, ... ), gløvə (Maaseik) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)], [ZND m] III-3-3