e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hert, ree hert: hert (Maaseik) hert [Willems (1885)] III-4-2
het bakproces ten einde brengen gaar (zijn): (het brood is) gār (Maaseik) De baktijd, de tijd die nodig is om een goed gebakken brood te verkrijgen, is verschillend en afhankelijk van de oventemperatuur, van de grootte van het te bakken brood, van de bij de deegbereiding gebruikte grondstoffen (Schoep blz. 107). [N 29, 49] II-1
het eerste zwermen na de voorzwerm endelen: ɛŋǝlǝ (Maaseik) Het nazwermen, zodra de voorzwerm eraf is. Dit gebeurt ongeveer acht dagen na de voorzwerm. [N 63, 40a] II-6
het einde van zijn leven het eind van zijn leven: het einj van zene leeven (Maaseik), ’t ein van zee lieven (Maaseik), op zijn laatste: op ze leste (Maaseik) op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
het gras maaien (het) gras afmaaien: t graas afmeien (Maaseik), (het) gras maaien: et graas mejen (Maaseik), het graas mēīen (Maaseik) het gras afmaaien [ZND 35 (1941)] III-2-1
het hooi is binnen is binnen: es˱ bęnǝ (Maaseik) Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127] I-3
het kalf afdraaien aftrekken: āftrękǝ (Maaseik) Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a] I-11
het land aftreden aftreden: āftrē.ǝ (Maaseik), āftręi̯ǝ (Maaseik) Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.] I-1
het paard leiden leiden: lęi̯ǝ (Maaseik  [(aan de kop)]  ) Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.] I-10
het paard met een dubbele lijn leiden dobbel kordeel: dø̜bǝl kǝrdiǝl (Maaseik), jacht: jāx (Maaseik), met dobbele jacht varen: męt˱ dǫbǝl jāxt ˲vārǝ (Maaseik), met dobbele lijn varen: męt˱ dǫbǝl lēi̯n vā.rǝ (Maaseik) Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35] I-10