e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraag van een kraagmantel col (fr.): kŏl (Maaseik), kraag: krāx (Maaseik) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraagmantel kapmantel: ka.pma.ntəl (Maaseik) kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)] III-1-3
kraaien, gezegd van de haan kraaien: kręi̯ǝ (Maaseik) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraakbeen knor: knoer (Maaseik) kraakbeen [ZND 01 (1922)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krɛlkəs (Maaseik) kraaltjes [RND] III-3-2
kraambed kinderbed: znd 1 a-m; znd 1u, 135  kenjerbet (Maaseik, ... ) kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] III-2-2
kraan van de metalen gierton kraan: krān (Maaseik) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraangaten kraangaten: (enk)  krā.ngā.t (Maaseik) De twee gaten opzij in de molensteen waarin pinnen bevestigd kunnen worden die door de steenogen aan de onderzijde van de steenbeugels worden gestoken. [Vds 160; Jan 185; Coe 150; Grof 178] II-3
kraanvogel kroenekraan: kreunekraan (Maaseik), kroenekrane (mv.) (Maaseik), krūnəkran (Maaseik) kraanvogel [ZND 01 (1922)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1
krabben kratsen: kratse (Maaseik), kratsə (Maaseik, ... ), schrabben: šrabǝ (Maaseik), schuren: šōrə (Maaseik, ... ) krabben [ZND 01 (1922)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] II-1, III-1-2