e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melktanden melktanden: meͅləkteͅin (Maaseik) melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)] III-1-1
melkzeef zij: ze.i̯ (Maaseik), zi.i̯ (Maaseik) Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.] I-11
menen menen: meinə (Maaseik) menen [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
menggereedschap deegschup: dęjxsxøp (Maaseik) De houten schop of ander gereedschap, gebruikt bij het mengen van de bloem. Meestal gaat het om een houten schep of een niet al te grote houten schop van uiteenlopende vorm. De informant van Q 97 vermeldt dat de "spatel" een ovaalvormig blad heeft en een dikke ronde steel. Verschillende informanten (L 270, 318b, Q 193) zeggen dat het mengen met de hand gebeurt. Zie afb. 16. [N 29, 18b] II-1
mengmachine mengelaar: meŋǝlę̄r (Maaseik), menger: meŋǝr (Maaseik) Toestel waarmee verschillende soorten meel gemengd kunnen worden. [Jan 256; Coe 225; Grof 254] II-3
mengmachine voor deeg kneedmachine: kni-jmǝsxin (Maaseik) Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103] II-1
menneke, binnenste deel van het hok kruis: krø̜i̯s (Maaseik) Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.] I-4
menstruatie regels: regels (Maaseik), znd 1 a-m;  regels (Maaseik), veranderingen: veranderinge (Maaseik) maandstonden [ZND 01 (1922)] || menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)] III-2-2
merel melder: mijlder (Maaseik), merel: merel (Maaseik, ... ), mierel (Maaseik, ... ), mierl (Maaseik), mirəl (Maaseik), zwarte merel: zwartə mirəl (Maaseik), zwarte mulder: zwarte muulder (Maaseik), zwartə møldər (Maaseik) merel [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)] III-4-1
merg merg: merg (Maaseik, ... ), merəch (Maaseik), meͅrəx (Maaseik), mèrg (Maaseik) het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] || merg (O.) [ZND 01 (1922)] III-1-1