26466 |
noten |
noten:
(enk)
nū.ǝt (L372p Maaseik)
|
Tapse houten of ijzeren blokjes in de (zeskantige) steenbus van de ligger die met behulp van spieën worden bijgespied. Zie ook afb. 78. De noten (nø̄tǝ) werden volgens de invuller uit l 265 alleen gebruikt in een ijzeren bus voor het bijstellen daarvan. [Vds 120; Jan 131; N O, 16e; N O, 16f; A 42A, 23 add.]
II-3
|
21122 |
noten afslaan |
houwen:
houwen (L372p Maaseik),
slaan:
slōēn (L372p Maaseik),
toetsen:
toetsen (L372p Maaseik)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
18334 |
nylonkous |
kous:
kousə (L372p Maaseik)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
onze-lieve-vrouw-hemelvaart:
t zelfde
OLVH (L372p Maaseik)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
deze meurgen (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
21024 |
oester |
oester:
oeëster (L372p Maaseik)
|
oester [Willems (1885)]
III-2-3
|
24219 |
oeverzwaluw |
oeverzwalf:
uvərzweͅlf (L372p Maaseik)
|
overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
beetje:
e bitšə (L372p Maaseik),
even:
effe (L372p Maaseik),
eventjes:
effekes (L372p Maaseik)
|
een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
noêt (L372p Maaseik)
|
noot
I-7
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
ei schoen oksaal (L372p Maaseik),
ein sjoen oksaal (L372p Maaseik)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)]
III-3-3
|