e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastoor pastoor (<lat.): pəs’tu:r (Maaseik) pastoor [RND] III-3-3
patates frites frieten: Syst. Frings  fretə (Maaseik), patat friet: pətat fret (Maaseik) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pa:tər (Maaseik) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrijĕs (Maaseik), pətrei̯s (Maaseik) patrijs [Willems (1885)] || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) m  petroen (Maaseik), dezelfde beteekenis als hiernaast  `n patroen (Maaseik), heilige (m)  eine petroen (Maaseik), in de 3 beteekenissen mannelijk  petroen (Maaseik), model (v)  ei petroen (Maaseik) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de paus (Maaseik), de pāus (Maaseik), pau.s (Maaseik), pāoes (Maaseik) De paus. [ZND 40 (1942)] || Een paus. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
peen, wortel moren: moere (Maaseik) I-7
peer, soorten peer: peir (Maaseik), pe͂ͅr (Maaseik) [ZND 21 (1936)] I-7
peetoom peter: pieter (Maaseik), pīētər (Maaseik), pītər (Maaseik) hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante paat: paat (Maaseik, ... ), páát (Maaseik), D. Pate  paat (Maaseik), wijsvrouw: weejsvraow (Maaseik) doopmeter || hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2