e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepen roepen: rōpə (Maaseik) roepen [ZND m] III-3-1
roeper uitroeper: ps. omgespeld volgens Frings.  ōutr"pər (Maaseik), ōu̯tropər (Maaseik) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roepwoord om de klokhen te lokken broek, broek, broek: bruk, bruk, bruk (Maaseik) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit sik, sik, sik: sek, sek, sek (Maaseik) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit sik, sik, sik: sek, sek, sek (Maaseik) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roepwoord voor de stier kom die: kom dɛ (Maaseik) [N 3A, 13] I-11
roer roer: rōr (Maaseik) Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204] II-6
roerdomp roerdomp: rūrdoͅmp (Maaseik) roerdomp (76 bruingestreepte, geheimzinnige rietvogel die in het voorjaar een ver hoorbaar geluid laat horen [ehh-hóémmmmm], lijkend op loeien van een koe of geluid van een misthoorn; er is nog een kleine soort die blaft als een hondje [N 09 (1961)] III-4-1
roeren roeren: reuren (Maaseik), rø̄rən (Maaseik) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
roestplek ijzermaal: iezermaol (Maaseik) roestplek [ZND 36 (1941)] III-2-1