e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrijven schrijven: sjri-jve (Maaseik) Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)] III-3-1
schrijvertje schrijvertje: sjri-jverke (Maaseik) schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)] III-4-2
schrikachtig schouw: šūǝu̯ (Maaseik) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrobbezem schrobber: šrobər (Maaseik, ... ), šrøbər (Maaseik) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schroeven schroeven: šrowvǝ (Maaseik) Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.] II-12
schuchter bleu: ook materiaal znd 21, 36  blū (Maaseik), blūū (Maaseik) schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)] III-1-4
schudden met de riek schudden: šø̜dǝ (Maaseik) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuier klederborstel: klēͅi̯(j)ərbyrstəl (Maaseik) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schuimspaan schuimlepel: sjuimliepəl (Maaseik), sjø&#x0304mliepəl (Maaseik), sjø&#x0304mlīpəl (Maaseik), sjûmlêpəl (Maaseik), sjüümliepəl (Maaseik), šou̯mlipəl (Maaseik), šø&#x0304i̯mlipəl (Maaseik) schuimspaan [ZND 42 (1943)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1
schuld schuld: šoͅut (Maaseik), ən šoͅut (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings.  soͅu̯t (Maaseik), šōͅut (Maaseik) een schuld [ZND A2 (1940sq)] || Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] || schuld [ZND m] III-3-1