e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teellid schacht: sxaxt (Maaseik), šax (Maaseik) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teelzak buidel: byi̯.ǝl (Maaseik) [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38] I-9
teen teen: ti:n (Maaseik), tiən (Maaseik) een teen [ZND A2 (1940sq)] || teen [N 10b (1961)] III-1-1
teentreder teentreder: tiǝntrɛ̄i̯ǝr (Maaseik) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
tegen de bal schoppen sjotten: sjotten (Maaseik, ... ), stampen: stampen (Maaseik), wegschoppen: wegsjoopen (Maaseik), wegstampen: wegstampen (Maaseik) Hoe heet iets met een voetbeweging verwijderen in het voetbalspel om de bal in een richting te jagen: de bal ... [ZND 42 (1943)] III-3-2
telen, verbouwen kweken: kwīǝkǝ (Maaseik) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
tepel deem: diǝm (Maaseik), dīm (Maaseik), tepel: tepels (Maaseik) [L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1995)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-12, I-9, III-1-1
tepel, tet mam: mam (Maaseik), mem: mɛm (Maaseik), tepel: tīǝ.pǝl (Maaseik), tet: tęt (Maaseik) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
terugvliegen terugvliegen: tǝrøk˲vlēgǝ (Maaseik) Terugvliegen of terugslaan naar de korf, gezegd van de zwermende bijen. Dit doen de bijen, als blijkt dat de moer niet meegevlogen is. [N 63, 31c] II-6
terugwijkende dakrand boven een poort hooivaart: hø̜i̯vārt, hūi̯vārt (Maaseik) Een poort in de lange gevel van een schuur of stal zou door de geringe hoogte van het dak wel eens te laag kunnen zijn om wagens door te laten. Om dit te voorkomen kan men de poort binnenwaarts plaatsen ofwel het dak boven de poort verhogen. In beide gevallen wordt de hoogte groter. In het eerste geval ontstaat er boven de teruggebouwde poort een terugwijkende dakrand. Het dak wordt iets kleiner. Zie afbeelding 22.a. [N 4A, 30] I-6