e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgesleten uitgedraaid: ūt˲gǝdrɛjt (Maaseik), uitgesleten: ūt˲gǝslīǝ.tǝ (Maaseik) Uitgesleten, gezegd van een steenbus. [Vds 123; Jan 134; Coe 113; Grof 134] II-3
uitgeteld zijn gaan kalven: gaan kalven (Maaseik), gereed zijn: (de koe is) gǝrē̜i̯t (Maaseik), uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtęlt (Maaseik) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitglijden uitlitsen: ŭjtlitsə (Maaseik), uitrutschen (<du.): uətrutšə (Maaseik), uitsleuren: oetslēre (Maaseik), Meer kindertaal.  ŭjtslēͅrə (Maaseik) uitglijden [ZND 24 (1937)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithalen bijkappen: bī.kapǝ (Maaseik), uitbodemen: ūt˱būjǝmǝ (Maaseik), uitkappen: ūtkapǝ (Maaseik) Algemene benaming voor het uitkappen van de groeven van een molensteen. Zie voor meer specifieke handelingen bij het uitkappen van de groeven de lemmata ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ, ɛdiep scherpenɛ enzovoorts.' [Vds 222; Jan 201; Coe 175; Grof 205] II-3
uitkomen uitkomen: ū.tko.mǝ (Maaseik) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitkruiers uitkarders: ūtkardǝrs (Maaseik) Arbeiders die de gebakken stenen uit de steenoven naar het tasveld brachten. De in dit lemma opgenomen termen zijn zowel voor de veldoven als voor de ringoven van toepassing. [N 98, 126; N 98, 155; monogr.] II-8
uitmaken wie mag beginnen omtellen: îrs ŭmtelə (Maaseik), opgooien: we zulle ies opgoeie (Maaseik), opkavelen: Sub kavele.  opkavele (Maaseik) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] || Wedstrijd om de beurt, b.v. bij het brikske gooie. Ook opkavele bij het begin. III-3-2
uitneembaar frontje kraag: kraag (Maaseik) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen voor een begrafenis lijkbidden: leek biën (Maaseik) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitschelden schelden: op eenen scheljen (Maaseik), uitpoetsen: eene outpötse (Maaseik), oötpootsen (Maaseik), uitschelden: eenen outschelje (Maaseik), uitschijten: plat  ootschetten (Maaseik) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)], [ZND 34 (1940)] III-3-1