e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weddenschap wedding: en waĕdding (Maaseik) Wedding. [Willems (1885)] III-3-2
weduwe weef: weef (Maaseik) weduwvrouw III-2-2
weegtoestel waag: wǭx (Maaseik) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
weekblad? illustratie (<fr.): illustratie (Maaseik, ... ), prentjesblad: prentjisblaad (Maaseik) weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)] III-3-1
weer genezen weer genezen: weer genezen (Maaseik), weer gezond: weer gezûnd (Maaseik) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weerbarstig dwars: dwiêrs (Maaseik), spoor: sporren"= zich verzetten, tegenwerken  spór (Maaseik) dwars van karakter || lastig, dwars mens III-1-4
weerborstel borstel: bȳrstǝl (Maaseik), weerborstel: weͅrby(3)̄rstəl (Maaseik) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] I-12, III-1-1
weerlichtx weerlicht: weirleecht (Maaseik), wēͅrlex (Maaseik, ... ), weerlicht.  wērlēx (Maaseik) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wɛ̄r (Maaseik) weer (znw) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
weerstand biedend taai in de muil: tēi̯ en ǝ mūǝl (Maaseik) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9