33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vȳǝ.lǝsmīǝ.r (L372p Maaseik)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kwēksū.x (L372p Maaseik)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeldj (L372p Maaseik),
fooi:
foei (L372p Maaseik)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
lots:
lótsch (L372p Maaseik)
|
fopspeen
III-2-2
|
34119 |
forsgebouwde koe |
berenvot:
bē̜rǝvǫt (L372p Maaseik),
zware koe:
zwǭr kuu̯ (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
20047 |
forsythia |
forsythia:
forsytsia (L372p Maaseik)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
He zal forteun make (L372p Maaseik),
geld maken:
Hie zal geld maken (L372p Maaseik)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
flamboos:
flamboes (L372p Maaseik)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik),
fraanjele (L372p Maaseik),
frānjələ (L372p Maaseik),
poesje:
Vgl. WLD II.7, trossen: poesjes L 371a
pujskes (L372p Maaseik)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje [ZND 01 (1922)] || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
We hubben in Frankrik gezieten (L372p Maaseik),
Wie hebben in Frankrijk gezeten (L372p Maaseik)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|